Immuungeheugen van covidpatiënten sterker dan gedacht: tot 8 maanden beschermd tegen een herbesmetting

In november verschenen reeds de eerste hoera-berichten: de overgrote meerderheid (90 procent) van de mensen die besmet zijn geweest met het coronavirus, had een halfjaar later nog steeds antistoffen tegen het virus in het bloed. Dat bleek onder meer uit een onderzoek van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Uit een recente Amerikaanse studie blijkt dat zelfs nog wat langer te zijn, namelijk tot acht maanden nadat de eerste symptomen van het virus optraden.

In totaal werden er 188 voormalige covidpatiënten geobserveerd, waarvan er 43 al langer dan zes maanden geleden voor het eerst symptomen van het virus opgemerkt hadden. In de bloedstalen die bij deze personen werden afgenomen, zochten de onderzoekers naar antilichamen, T-cellen (afweercellen) die specifiek zijn voor SARS-Cov-2. Daarnaast ging men ook op zoek naar B-geheugencellen die heel gericht werken tegen het zogenaamde spike-eiwit van het coronavirus.

Daarop volgde de, ietwat verrassende, conclusie dat deze belangrijke B-geheugencellen zes maanden na de infectie zelfs toenamen. En dat is bijzonder goed nieuws gezien het spike-eiwit het deeltje van het virus is dat zich hecht aan menselijke cellen en hen infecteert. “Onze gegevens suggereren dat de immuunrespons er is, en blijft”, aldus professor Allessandro Sette die meewerkte aan het onderzoek.

Anderzijds ziet men dat de specifieke (CD4+ en CD8+) T-cellen wél drastisch afnemen in de periode na de infectie. Dat was reeds gebleken uit vorig onderzoek. Het  IgG-molecuul, wat beschouwd wordt als een typische antistof, stabiliseert dan weer, wat volgens Sette ook “heel normaal” is. “Dat is wat immuunreacties doen. Ze hebben een eerste fase van opleving, waarna ze zich terugtrekken en een stabiele toestand bereiken.”

De verminderde aanwezigheid van T-cellen betekent volgens de onderzoekers niet dat het lichaam niet meer zal reageren zodra het opnieuw in contact komt met SARS-CoV-2. Bij zo’n herbesmetting komen de B-geheugencellen immers weer in actie.

De immuunrespons kan sterk verschillen van persoon tot persoon waardoor de resultaten van deze studie met enig voorbehoud opgevat moeten worden. “Sommige mensen hebben heel weinig immuungeheugen”, legt medeonderzoeker Shane Crotty uit. “En misschien zijn die mensen wel veel gevoeliger voor herinfectie.”

Daarbij vermoedt men dat er een vergelijkbare immuunrespons optreedt na een vaccinatie, maar ook dit vermoeden moet nog verder onderzocht worden.