COLUMN. Journalist Jeroen blikt terug op recente relatiebreuk. “Ik hou niet voldoende van mezelf”
Een pijnlijke relatiebreuk: daar schrijft journalist Jeroen deze week over in zijn column. Hij en zijn K. zijn niet meer. Toch is er een zonnige kant aan dat trieste einde, want Jeroen weet nu beter dan ooit waar het misloopt in zijn relaties. Hij deelt zijn kijk op liefdebreuken. “Het is zij die mij deed inzien dat ik niet hou van mijn eigen lichaam. En de facto dus ook niet erg van mezelf tout court.”
Jeroen VermeirenBron:NINA
‘Alles van waarde is weerloos.’ Ik vind dat een prachtige zin. Een ware zin. Hij is niet van mezelf, helaas, maar van Lucebert, een Nederlands dichter en kunstenaar die samen met onder anderen Hugo Claus, Karel Appel en Corneille kleur gaf aan de Cobra-beweging, midden vorige eeuw.
Alles van waarde is weerloos. Weerloos, zoals K. en ik, nu. Wij hebben onze mantel van geliefden afgeworpen en vervellen tot exen. Wij zijn nog altijd erg waardevol voor elkaar, daar niet van. Maar ook weerloos dus. Hebben werd hadden, bestaan werd bestonden, zijn werd waren. ’t Is te zeggen: er zijn dingen die we waren – minnaars, worstelaars, woordenaars, warmtespinners – maar ook dingen die we nog altijd zijn. Béter zijn. Dicht, bijvoorbeeld. Zonder oordeel, zeer zeker. Woordenjongleurs.
En ook dan kan je nog glimlachen. Elkaar aankijken. Zeggen: wij blijven schoon. Anders schoon, maar niettemin: door en door schoon.
Jeroen
Mild, meer dan ooit. Vol van liefde, ook. Blijven blijft blijven. Dat is schoon. Ik ben geschrokken, dat wel. Van hoeveel ik nog in de weg heb zitten. In hoofd en hart en – daar zat de échte verrassing – zelfs huid. Het is vreemd hoe je vel hectaren aan geheugen bestrijkt. Hoe een kleine aanraking hele archieven aan herinneringen opent. Of hoezeer de beperkte aanwezigheid van fysiek contact in je kindertijd bepalend is voor wat je vandaag oogst: ongemak over en vervreemding van je eigen lijf, bijvoorbeeld.
Het is K. die mij deed inzien dat ik niet overdreven veel hou van mijn eigen lichaam. En de facto dus ook niet erg van mezelf tout court. Ik, die mezelf in de eerste plaats toch als een emotionele romanticus zie, leef eigenlijk vooral in mijn hoofd.
Je zou kunnen denken dat dat besef mij droef te moede stemt. Nu ja, dat doet het ook wel, hoe kan het ook anders? Maar ik ervaar het tegelijk als een heel krachtig scharniermoment. Ik ben gelukkiger met een pijnlijk inzicht waar ik wat mee aankan dan met een blinde vlek waardoor alles bij het heel oude blijft.
Weten is beter dan niet-weten. Weten is wat je doet verpoppen en groeien. Wat je opnieuw doet ontkiemen. Het is zoals de seizoenen. Een mens is ze allemaal: nu eens herfst, dan eens winter, maar ook altijd weer lente en zomer. En het is in hun contrasten dat je ze naar waarde leert schatten.
De nattigheid en het rillen, de zachte voorjaarszon en de brandende hitsigheid van een hittegolf in augustus, het is mij allemaal even lief. Alles van waarde blijft weerloos. De liefde zélf is weerloos. Ze gaat met jou aan de haal. Laat je rollebollen en struikelen en weer rechtveren. Soms blijf je liggen. Op je rug in mals gras, je blik op een glasheldere hemel gericht, je ogen tegelijk een verzameling dansende vlekjes. En ook dan kan je nog glimlachen. Elkaar aankijken. Zeggen: wij blijven schoon. Anders schoon, maar niettemin: door en door schoon. Zoals een dropkick. Zoals K. en ik.