De bal ging aan het rollen na een sociale enquête over het leefloon van een van de zonen van het koppel. Er werd toen opgemerkt dat de vader van de zoon nog steeds op het adres woonde waar zijn vrouw ingeschreven staat, hoewel ze hadden aangegeven gescheiden te zijn en op twee verschillende adressen te wonen.

Er kwam een onderzoek naar de fraude van het koppel. Een érg uitgebreid onderzoek. Op één maand tijd werd er maar liefst 14 keer overgegaan tot observatie van de woning van de vrouw. Een maatschappelijk werker spendeerde in de periode van 5 september 2017 tot 5 oktober 2017 maar liefst 16 uur rond de woning aan de Verbindingsvaart. Daar bleef het echter niet bij. Er werd ook meermaals overgegaan tot onaangekondigde huisbezoeken.

Bij het binnengaan werd gecontroleerd op aanwijzingen of de man nog steeds samenwoonde met zijn vrouw. Alle slaapkamers in de woning werden geïnspecteerd. De kinderen van het koppel, die nog lagen te slapen, werden hierdoor gewekt. Uiteindelijk werd het bewijs waarnaar de maatschappelijk werker op zoek was gevonden: de man bleek inderdaad op het adres te wonen, want hij lig te slapen in het bed van de vrouw.

De tussenkomsten van OCMW Gent werden door de rechter omschreven als ‘doorgedreven sociaal onderzoek’, die de grondrechten van het koppel geschonden hebben. Het recht op de eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven bijvoorbeeld werd niet gerespecteerd. Ook de onschendbaarheid van de woning werd niet nagekomen. Daarnaast oordeelde de rechter dat de maatschappelijk werker misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensrelatie om een verregaande inbreuk te plegen op de privacy. Het Gents OCMW vond dus de nodige bewijzen van de fraude, die begroot werd op meer dan 24.000 euro, maar toch werd het koppel vrijgesproken. Bruno Soenen en Dennis Van Overstraeten, de advocaten van het koppel, reageren voldaan over de vrijspraak. “We zijn zeer tevreden met de uitspraak en vooral nu duidelijk wordt dat de rechtbank wel degelijk het belang van basisrechten van de burger vooropstelt, ongeacht in welke hoedanigheid ze voor de rechtbank staan, in het geval van onze cliënten als beklaagden.”