Ruim 24 winkels tekenen charter Bangladesh, Wal-Mart niet

Het veiligheidscharter kwam er na de ineenstorting eind april van het negen verdiepingen tellende Rana Plaza-gebouw, waar kledingfabrieken waren gevestigd. Bij de ramp stierven meer dan 1.100 mensen. Wereldwijd ontstond verontwaardiging over de werkomstandigheden.

Ruim 24 internationale merken ondertekenden het vijfjaarlijks charter. Dit kan hen per bedrijf tot 2,5 miljoen dollar kosten (zo'n 2 miljoen euro), afhankelijk van het volume dat ze in Bangladesh laten produceren.

Publieke druk
Met het geld zullen onafhankelijke inspecties worden uitgevoerd en opleidingen in brandveiligheid worden georganiseerd. Herstellingen in de fabriek komen op kosten van de klant. Het charter geeft de textielarbeiders ook het recht om een veiligheidscomité op te richten en geeft vakbonden het recht om de fabrieken te bezoeken. Werknemers kunnen weigeren om gevaarlijk werk uit te voeren.

Als de Westerse winkelketens het akkoord met de voeten treden, zal een arbitrageproces worden opgestart, waarbij lokale en internationale vakbonden "zware publieke druk" zullen kunnen uitoefenen.

Het Amerikaanse Wal-Mart doet niet mee met de internationale afspraken. Het bedrijf heeft in Bangladesh 279 fabrieken en zegt dat het individueel meer kan bereiken.

H&M
Een heel ander verhaal horen we bij de Zweedse kledingreus H&M, want topman Karl-Johan Persson heeft in de Financial Times opgeroepen tot hogere minimumlonen in Bangladesh. In het interview ijvert Persson voor een jaarlijkse herziening van de lonen, zoals in andere landen. "We zijn zeker bereid meer te betalen", aldus Persson.

Het minimumloon in Bangladesh is sinds 2010 geblokkeerd onder de 40 dollar per maand, terwijl de inflatie er jaarlijks boven de 8 procent ligt. Bangladesh is de op één na grootste kledinguitvoerder ter wereld. De arbeiders werken er in erg zware omstandigheden. Op 24 april kostte de instorting van een fabrieksgebouw er 1.127 levens.