Werkend koppel moet 150 euro minder belastingen betalen

Premier Alexander De Croo (Open Vld) kondigt dinsdag een lastenverlaging van 300 miljoen euro aan voor de werkende middenklasse, via een hervorming van de zogenaamde ‘bijzondere bijdrage sociale zekerheid’ (BBSZ).

Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) legde enkele weken geleden het voorstel op tafel om de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid af te schaffen. 

Het gaat om een crisisbelasting die alle werknemers sinds 1994 betalen. “Jean-Luc Dehaene (CD&V) voerde de bijdrage in om België in de eurozone te krijgen, maar omdat de tarieven en de grensbedragen nooit geïndexeerd werden, is de fiscale druk vandaag van de hogere naar de lagere middenklasse verschoven. Daardoor veroorzaakt ze eveneens een inactiviteits- en promotieval”, zei minister Van Peteghem er eerder over. De afschaffing ervan moet mensen ertoe aanzetten meer te gaan werken.

(Lees verder onder de video)

De federale regering zet nu een eerste stap om de bijdrage te doen uitdoven: in deze eerste fase wordt het tarief van 9% verminderd tot 7% en wordt het maximumbedrag van 731,30 euro verlaagd tot 581 euro. 

“Door het systeem af te bouwen wordt de koopkracht van gezinnen en alleenstaanden versterkt en de promotieval verkleind”, stelt Van Peteghem. “Zo geven we een impuls aan de koopkracht van werkende alleenstaanden en werkende koppels van respectievelijk 50 en 150 euro per jaar. Daarenboven zorgen we dat de impact van de federale werkbonus op de lagere lonen niet onmiddellijk wordt wegbelast.”

“Daarnaast wordt ook het probleem van de promotieval aangepakt”, aldus de minister. Van Peteghem gaf in dat verband eerder het volgende voorbeeld: “Wie aan het minimumloon werkt, betaalt nu 57 euro BBSZ per jaar. Als hij door promotie of meer werkuren een loonsverhoging van 100 euro per maand krijgt, verhoogt de BBSZ naar 152 euro en verliest hij een volle maand opslag. Het optrekken van het minimumloon zal dat nog versterken.”

“Wat de overheid met de ene hand geeft, neemt ze met de andere af. Daar moeten we nu al iets aan doen”, aldus Van Peteghem. “In de coronacrisis zijn heel veel mensen in moeilijke omstandigheden aan de slag gebleven, die geen coronasteun hebben gekregen en die ook de verhoging van het minimumloon niet voelen. Ook voor die mensen mag werken meer lonen dan niet werken.”

De minister wil de BBSZ uiteindelijk in vier fases laten uitdoven: 2022, 2024, 2026 en 2028. Voor een gezin met een gemiddeld loon komt dat in 2028 neer op een lastenverlaging van zo’n 700 euro per jaar. De maatregel kost in totaal 1,2 miljard euro, maar moet budgetneutraal zijn. Dat betekent dat het gaat om een lastenverschuiving (taxshift) naar andere inkomsten. 

Stijn Baert (UGent) ziet veel potentieel in de afschaffing van de bijzondere bijdrage sociale zekerheid. “Wie werkt, zal écht meer overhouden”, zegt de arbeidseconoom, die vooral van deze begrotingsmaatregel een activerend effect verwacht. 

Baert spreekt van “een belasting op arbeid die men over de tijd wil uitdoven.” Dat is vooral een goede zaak omdat zo de financiële kloof tussen werkenden en niet-werkenden groter wordt. “Politici rollen al jaren over elkaar om dat te bepleiten”, zegt hij na de begrotingsgesprekken. “Dit is een zichtbare manier om dat te doen. Werkenden zullen meer centen overhouden als ze aan het werk gaan of promotie krijgen”.

“Hiermee doet men wat men al lange tijd zegt”, vindt de arbeidseconoom, “namelijk werken meer doen lonen en zorgen dat het verschil met niet-werken vergroot.”